HAND (22 oktober 2005)De tram was overvol toen we op de Rozengracht opstapten in lijn 17. Iedereen stond dicht opeengepakt. Terwijl ik daar zo stond, voelde ik ineens een hand langs mijn buik gaan.
Ik keek wat die hand daar moest. Maar nauwelijks begon mijn blik zich neerwaarts te richten of de hand trok zich schielijk terug in een jas. "Wat 'n zenuwelijder!" dacht ik en keek weer op. Weer voelde ik hoe de hand probeerde de ruimte voor mijn buik over te steken. De hand leek een heel eigen leven te leiden. Ook leek het of de eigenaar niets met z'n eigen hand te maken wilde hebben.
Opnieuw keek ik wat die hand daar toch uitvoerde. En wederom zag ik nog net hoe de hand zich snel terugtrok. Wat moest die hand daar nou? Mijn idee dat er een zenuwelijder aan vast zat leek meer dan alleen een vooroordeel te gaan worden. Ik probeerde de eigenaar wat beter te bekijken. Een buitenlands ogende man ... die er inderdaad uitzag als een zenuwelijder. Terwijl ik het gezicht van de eigenaar stond op te nemen, voelde ik weer hoe die vreemde hand bezig was mijn buikstreek te passeren. Opnieuw viel het me op dat de eigenaar erbij stond of de hand en hij niets met elkaar te maken hadden. Net als Multatuli, vrees ik dat mijn verhaal eentonig wordt. Ik boog mij weer in de richting van de hand -- die zich natuurlijk weer bliksemsnel terugtrok. De tram stopte bij de volgende halte. Ik had genoeg van die zenuwelijder en zijn zenuwehand. "Kom," zei ik tot mijn vrouw: "laten we de de volgende tram nemen. Misschien is die wat rustiger." Terwijl we uitstapten, viel het me ineens op dat mijn jaszak openstond. Erin zag ik m'n portemonnee zitten.
Toen pas werd me duidelijk werd wat de zenuwelijder in z'n schild gevoerd had ...
|