ZOMERDAG (1 juli 2008)Enige weken terug was het de eerste warme zondag van dit jaar. Het was zo warm dat mijn liefste en ik even neerstreken op een bankje voor het Bejaardentehuis Bernardus in de Passeerdersstraat. Op het bankje naast ons zat de bejaarde priester van Kilsdonk, die in mijn schooltijd achter het Ignatiuscollege woonde. Als leerling van dit college groette ik hem meestal. Maar verder wist ik weinig meer van hem dan dat hij veel chocola at en met zijn typische deftige stemgeluid interessante gesprekspartner scheen te zijn.
Maar ons oog werd meer getrokken door de duiven. Ongehinderd door ons gezelschap of dat van de hoogbejaarde pater van Kilsdonk, scharrelden ze tussen de banken door op zoek naar voedsel. Één doffer leek zich nauwelijks voor eten te interesseren. Hij deed duidelijk pogingen om indruk te maken op een vrouwtjesduif. Hij zette een hoge borst op en maakte koerende geluiden.
Toen hij de indruk had dat het vrouwtje wel voldoende onder de indruk zou zijn, probeerde hij haar te bestijgen. Maar zij bleek niet van charmes gediend en spoedde zich naar elders.
Niet uit het veld geslagen, richtte de doffer zich op een ander vrouwtje, maar ook door haar werd hij op den duur afgewezen. Nadat deze gang van zaken zich enige malen herhaald had, bleek waarom de doffer minder in trek was: hij had duidelijk misvormde voetjes, een kwaal waar veel Amsterdamse duiven aan lijden.
Pater van Kilsdonk had intussen uiterst geanimeerd met zijn gezelschap gecommuniceerd. Nadat hij en zijn gesprekspartner afscheid hadden genomen, bleek hoe oud de eerbiedwaardige priester was: uiterst moeizaam bewoog hij zich terug in de richting van het Bernardus. Vandaag hoorde ik dat pater van Kilsdonk niet meer tot de levenden behoort. Maar net als bij het bankje, gaat het leven gewoon door.
|