hoofdpagina 

Theo Luif

Theo Luif werd geboren in Amsterdam, op 9 januari 1907. Op dezelfde dag werd hij gedoopt in de Bonifaciuskerk in Oost, die tegenover de woning van zijn ouders stond. Die woonden toen in de Derde Oosterparkstraat (klik). Ze verhuisden later dat jaar naar de Bilderdijkstraat. Hij ging naar de kleuterschool bij zuster Theodora (klik) en daarna naar de lagere school. Dat was, in elk geval vanaf de derde klas een school die een eind uit de buurt was, de St.Vincentius-burgerschool, Stadhouderskade 60 (klik), van de broeders van de Onbevlekte Ontvangenis uit Maastricht. Hij glipte er (volgens een lied bij zijn huwelijk) wel eens tussenuit naar de Slatuinen, niet ver van Bilderdijkstraat 92, waar hij toen woonde, om kikkervisjes te vangen (klik). Zijn laatste rapport van de lagere school, ondertekend door broeder Sergius, bevat één 5 ("handteekenen") en één 10 ("godsdienstleer"). De rest zit daartussen.

Zijn ouders verhuisden in juli 1919 naar de benedenwoning van Bosboom Toussaintstraat 44, een pand dat zijn vader in 1913 gekocht had voor f.13.750,- (klik). Hij ging dat jaar voor het eerst naar de vijfjarige HBS op het St.-Ignatiuscollege, waar hij in de lagere klassen een matige leerling was (klik). Aan het einde van eerste trimester van de derde klas schrijft pater Schmedding s.j. in zijn rapport: "Er moet ernstiger gewerkt worden in de gymnastiek. Theo is nogal eens onoplettend en leert zijn lessen slordig." In de hogere klassen ging het beter. Voor de b-vakken haalde hij overigens gedurende zijn hele middelbareschooltijd goede cijfers (klik). Hij deed thuis scheikundeproeven, met veel stank. Hij heeft de talloze "diploma's" voor de eerste en tweede plaatsen die hij haalde, bewaard (klik). Zijn H.B.S.-diploma kreeg hij op 26 juni 1924 (klik). Voor alle b-vakken had hij een 8, voor Nederlands een 5 (klik). Met een enkele leraar (pater Cavadino, pater Van der Scheer) heeft hij lang contact gehouden (klik).

Hij heeft later zelden over zijn jeugd verteld. Hij kon duidelijk het beste opschieten met zijn vier jaar jongere broer Harry (klik). Hij had weinig contact met de familie van zijn vader in Eemnes, veel meer met de kinderen van een tante van moederskant, Marie Holst-Schartman in Enschede.


Naar de Twentsche Bank

Hij wilde graag wiskunde studeren net als een vriend van de HBS, Michel Lenssen. Die ging studeren, promoveerde en werd leraar, maar Theo's vader zei dat je na een studie vanwege de grote werkeloosheid toch uiteindelijk maar op de tram terecht kwam en dat hij iemand met een hoge functie bij de Twentsche Bank kende (vermoedelijk een directeur, P.Bredius). Dus moest hij daar maar solliciteren. Dat deed hij. Hij werd aangenomen, zij het niet op de "afdeeling der accountants" waar hij graag terecht was gekomen. Hij begon op 1 augustus 1924 bij het hoofdkantoor van de bank in de Spuistraat, tegenover het hoofdpostkantoor, voor een salaris van f.700,- per jaar. Het reglement voor het personeel uit die tijd is niet mis. "Indien twee personen gezamenlijk voor een boodschap worden uitgezonden, mogen zij zich onder geen voorwendsel van elkaar verwijderen, alvorens de hun gegeven opdracht geheel is uitgevoerd."

Hij had al jong belangstelling voor het militaire leven, want op 1 oktober 1924, 17 jaar oud, werd hij aangenomen bij de vrijwillige landstorm (klik). In 1927 vervulde hij zijn dienstplicht, waarbij hij werd opgeleid tot officier van de infanterie (klik). Hij kwam daarna nog regelmatig op voor herhalingsoefeningen (klik). Uit die diensttijd zijn heel aardige, huiselijke brieven van zijn ouders bewaard gebleven (over flanelletjes, schone overhemden, maar ook over de reis van zijn moeder en haar zus naar Lourdes) (klik). Hij bleef bij de landstorm als instructeur. Later werd hij instructeur van de vrijwillige burgerwacht.

Intussen was hij nog actief lid van de gymnastiekvereniging Wilskracht in de Nieuwe Passeerdersstraat (op een steenworp afstand van zijn ouderlijk huis), hoewel hij op de H.B.S. pas in de vierde klas zijn eerste voldoende voor gymnastiek haalde (klik). Maar Wilskracht was ook een gezelligheidsvereniging waarmee hij allerlei uitjes maakte, bijvoorbeeld op de fiets naar het Spaanderswoud of Zandvoort (klik). Hij kleedde zich vaak tamelijk modieus, gaf veel aandacht aan zijn uiterlijk (klik). Hij had al vroeg verkering. Zijn vriendin (die vermoedelijk Annie heette, wellicht Annie van Tol) is nog op een oude familiefoto te zien (klik). Hij ging op dansles en deed mee aan revues. Bij een van die gelegenheden (klik) ontmoette hij Jeany Brans, met wie hij zich op 3 januari 1932 officieel verloofde (klik). Op 12 juli van dat jaar kocht hij een motor (klik). Die was een bron van conflicten. Jeany vond het een onveilig ding en vermoedde dat hij er veel te hard op reed. Overigens huurde hij soms ook een auto (klik). Ze trokken er samen veel op uit, zoals uit talloze foto's blijkt (klik). Toch werd de verloving herhaaldelijk verbroken. Er is zelfs een brief van eind 1933 bewaard van tante Marie Holst waarin op de blijkbaar net weer herstelde verloving van het paar (klik) wordt ingegaan: "Als je nu in het vervolg van beide kanten maar weet te geven en te nemen en wat over het hoofd kunt zien dan zijn jelui allebei verstandiger geworden."

Hij trouwde op 18 juni 1936 met Jeany "voor de wet" en op 25 juni 1936 "voor de kerk" in de St.Willibrordus buiten de Veste aan de Amsteldijk (klik). Het paar huurde Uithoornstraat 34-I voor f.35,- in de maand (klik). Ze werden parochianen van de kerk van St. Thomas van Aquino en pachtten er plaats 4 van bank XII (klik). Op 15 juli 1937 werd hun eerste kind geboren. Zijn moeder was intussen al op 58-jarige leeftijd overleden, drie maanden na zijn verloving (klik). Zijn vader overleed op 7 februari 1939, 64 jaar oud (klik).


Mobilisatie en oorlog

In september 1939 werd hij zoals zovele dienstplichtigen gemobiliseerd. Hij was intussen eerste luitenant. Vanwege de internationale spanningen had hij al in augustus 1939 op de valreep een in Zandvoort voor veertien dagen gehuurd huis afgezegd. Inmiddels was op 24 april 1939 dochter Ineke geboren.

Ondanks de mobilisatie was hij op zijn verjaardag in 1940 blijkens een bewaard gebleven versje thuis (klik). Op 15 januari schreef zijn schoonvader Brans hem een brief. Het was blijkbaar erg koud geweest die winter, maar dat was voorbij "Onze schaatsen hebben we maar weer opgeborgen en gelukkig voor je compie [compagnie] kunnen de mannen weer met de spaden in den grond." Bij de Duitse inval zat hij in Soest (om vijandelijke parachutisten op te vangen). Later moest zijn eenheid zich terugtrekken naar Weesp. Hij keerde enige tijd na de capitulatie naar huis terug. Op 31 maart 1941 verhuisde hij met zijn gezin naar Amstellaan 67 huis (klik).

Op 17 januari 1942 werd een tweede zoon, Tom, geboren. Hoe hij de oorlog die eerste jaren ervaarde, blijkt uit Theo's brief van 16 september van dat jaar aan zijn oude schoolvriend Michel Lenssen in Venlo: " [..] je zult ook de zorgen van den huisvader wel eenigszins voelen, vooral in dezen tijd. Ik kan je tenminste wel zeggen, dat het mij met mijn 3 peuters, vooral wat de kleeding betreft, soms niet meevalt. Het is allemaal slecht en duur en bijna niet te krijgen." (klik). En iets verder: "Ze zijn hier in Amsterdam den laatsten tijd bezig met het evacueeren van joden. Mijn bovenbuurman [Salomon Tafelkruijer, omgekomen in Auschwitz op 14-9-1942] is o.a. op die wijze naar Duitschland getransporteerd. Als je nu weet, dat die man nooit tevoren een oproep had gehad en bovendien 60 jaar was, behoef ik je niet te zeggen, wat voor een drama zich daar heeft afgespeeld." Hij stuurde allerlei familieleden en kennissen brieven om aan eten e.d. te komen. Zo krijgt hij aardappelbonnen, roggebrood en zeep van zijn neef Johan Holst uit Enschede, en appelen en uien van Gerard Brans, een neef van Jeane, uit Den Briel.

Bewaard gebleven brieven geven wat aardige details van die eerste oorlogsjaren. Zijn gaan vaak over eten, maar ook over een commandant van Theo, Dr. J.H. Ronhaar, die in 1942 gefusilleerd is (er zijn brieven van zijn weduwe), en over de kinderen, over eczeem bij Tom en over de difterie van Ineke waarvoor ze ongeveer een maand in het ziekenhuis heeft gelegen.

Omdat in 1943 bleek dat hij alsnog in krijgsgevangenschap naar Duitsland zou moeten (waar zijn broer Jan inmiddels voor de Arbeitseinsatz zat), dook hij op 21 juni 1943 onder, in Amsterdam en Enschede. Hij liet zijn snor staan en verschafte zich een nieuwe identiteit: Jo van den Berg (klik) (1). Blijkbaar was het aanvankelijk nog geen probleem dat hij zich af en toe in de familie liet zien, want hij wordt bezongen als Van den Berg die er (blijkbaar in Enschede) goed van leeft in een lied op de gasten bij het 40-jarig huwelijk van opa en oma Brans in oktober 1943. Ook staat hij op de foto die eind 1943 gemaakt is op het 12½-jarig priesterfeest van zijn zwager Han (klik). Op 27 april 1944 deed Jantje zijn eerste communie (klik). Daar kon hij duidelijk niet meer bij zijn. Dat vond hij nauwelijks te verdragen. Dus werd geregeld dat hij van achter de orgelpijpen de plechtigheid toch kon meemaken. En Jantje kreeg een door hem geschreven gedicht (klik). Enige tijd later werd Jantje overigens in grote vertrouwelijkheid meegedeeld dat die mysterieuze meneer Van den Berg, die soms wel eens langskwam als hij naar bed was, zijn vader was.
Hij bleef tot de bevrijding ondergedoken.


Compagniescommandant

Al op 25 juni 1945 moest hij zich weer aanmelden voor de militaire dienst. Hij ging eind 1945 naar Engeland voor bijscholing (klik). In het najaar van 1946 zat hij nog een maand bij de bezettingsmacht in Duitsland. Daarna werd hij als kapitein commandant van de 30ste compagnie van de Aan- en Afvoertroepen in Zuidlaren. Hij moest deze compagnie opleiden voor dienst in Nederlands Indië (klik).

In juni 1947 vertrok hij met de Zuiderkruis (klik) naar Indië, waar hij met zijn compagnie (30 AAT) zijn intrek in Batavia nam (klik). Hij werd door zijn soldaten gezien als een strenge, maar rechtvaardige commandant (klik). Vergeleken met mensen die in de oorlog in het verzet actief waren geweest, zoals een andere officier, kapitein Bijlo, werd hij wel een beetje als een keurige ambtenaar beschouwd (zijn ex-chauffeur Onderwater in oktober 1993 tegenover Paul en Jan). Als voorbeeld de straffen die hij op 11 februari 1948 aan enkele soldaten uitdeelde: 6 dagen licht arrest, reden: "De vorige avond te veel sterke drank gebruikt, waardoor hij de volgende morgen niet in staat was op de normale tijd zijn dienst te verrichten", 3 dagen licht arrest, reden: "Zijn verplichtingen als schildwacht niet nauwkeurig volbracht", en (bij 2 soldaten) 8 dagen licht arrest, reden: "Zonder hoofddeksel aangetroffen op een openbare weg" (boekje Reünie Commissie, dec.1991). Overigens deed hij soms ook aardige dingen. Zo kreeg soldaat G. van Ekelen op 2 juli 1948 toestemming "tot het houden van een aap" (boekje 30 AAT, 1946-1996). In augustus 1948 keerde hij met de Waterman vervroegd terug naar Nederland, volgens zijn chef, de overste Mouwen, "vanwege familie omstandigheden", maar vast staat dat hij ook steeds meer last van zijn ogen kreeg. Toen in oktober van dat jaar het 45-jarig huwelijk van opa en oma Brans werd gevierd, ging hij als majoor op de familiefoto.

Op 3 juni 1949 ging hij met groot verlof (d.w.z. zijn militaire salaris werd beëindigd). Hij werd tenslotte definitief ontslagen op 1 oktober 1950 "wegens gebreken" (zijn ogen). Maar volgens de militaire autoriteiten waren die "gebreken" niet door de dienst ontstaan. Dus een invaliditeitspensioen zat er niet in, hoewel hij daar erg zijn best voor gedaan heeft. Na de oorlog heeft hij ook herhaaldelijk geprobeerd beroepsmilitair te worden. Maar omdat men oudere officieren genoeg had, liepen al deze pogingen spaak. Wat overbleef waren een paar medailles voor trouwe dienst, die later in een glazen kast in de huiskamer werden uitgestald (klik).


Overdag de bank, 's avonds verzekeringen

Hij had intussen vijf kinderen (zijn twee jongste kinderen, Paul en Marjan, werden geboren op 14-6-1946 en 25-11-1947, toen hij resp. in Engeland en Ned.Indië zat) (klik). Hij keerde in 1949 weer terug naar de bank. Om zijn inkomen met al die opgroeiende kinderen (klik) wat op te krikken (op de bank werd hij minder riant betaald dan in dienst) bouwde hij in zijn vrije tijd een indrukwekkende verzekeringsportefeuille op, vooral voor de M.V.Z., later Goudse Verzekering Maatschappij (klik). Daar was hij ook al mee bezig geweest voordat hij eind 1945 naar Engeland ging.

In die tijd ondernam hij af en toe nog wel eens wat. Zo kocht hij ca. 1955 een Harley Davidson 750 cc, waarop hij (in leren jas) met zijn zoon Jan een reisje langs de Rijn naar Düsseldorf maakte (klik). De motor is weer snel verdwenen. Maar hij ging in die tijd nog wel eens meer op stap: in mei 1961 met Jeane en het echtpaar Schrijver, waarmee ze in die tijd dik bevriend waren(klik), naar het Gardameer en vandaar een dagje naar Venetië (klik). Hij maakte ook een reisje naar Duitsland met dit gezelschap (klik). Met Tiny en haar toenmalige echtgenoot Meink Baanstra hebben Theo en Jeane begin jaren '60 een Rijnreis gemaakt (klik).

Zijn vijftigste verjaardag werd gezellig in familiekring gevierd (klik). Misschien was het bij die gelegenheid dat Joop de Bont weer een van zijn fraaie prenten afleverde (klik).

Van zijn gezin raakte hij steeds meer vervreemd. Bijna al zijn vrije tijd zat hij achter zijn bureau, was hij naar verzekeringsklanten of las hij de krant (klik). Het was Jeane die de goede sfeer bewaarde en die ook in slechte tijden met haar kinderen mee bleef leven.

Hij werd op 1 januari 1959 procuratiehouder bij de Twentsche Bank, op de afdeling Incasso, waar hij toen al jaren sous-chef was (klik). Een jaar later werd hij Algemeen Procuratiehouder van het kantoor Amsterdam. Op 5 september 1964 gaf hij een groot diner in De Oude Prins in Ouderkerk omdat hij op 1 augustus van dat jaar 40 jaar bij de bank was (klik). In een gedicht dat Tom voor deze gelegenheid schreef, wordt een naderend onheil aangekondigd (klik): "De Twentsche Bank hield het niet bij / Gepaard moest er maar worden / Een partner was al ras gevonden: / De HANDEL-MAATSCHAPPIJ // Zo werd gekonkeld en gewrocht / En niemand die iets weten mocht / Maar, één man zou het slecht vergaan: / Theodorus van de Laan!" Inderdaad fuseerden beide banken in oktober van dat jaar. Zijn incasso-afdeling werd opgenomen in een grotere eenheid bij de fusiebank, de ABN. Hij werd geen chef, maar werd afgescheept met de leiding over een onbelangrijk afdelinkje.


Vervroegd pensioen

In het voorjaar van 1966 werd hij in Valeriuskliniek opgenomen vanwege een zeer ernstige vorm van dwangneurose. Ondanks een tweede opname het jaar daarop genas hij niet echt. Hij kreeg een afvloeiingsregeling van de bank aangeboden, waarvan hij gebruikt maakte. In augustus 1969 deed hij ook zijn verzekeringen definitief weg. De vier huizen in de Kanaalstraat die hij voor zijn broers en zuster beheerde (een erfenis van zijn ouders en "tante") werden verkocht.

De eerste jaren van zijn gedwongen vervroegd pensioen bekwaamde hij zich verder in een nieuwe hobby: goochelen. De eerste kleinkinderen profiteerden daarvan. Hij was trouwens altijd erg gesteld op zijn kleinkinderen (klik). Hij bedacht ook nog wel eens wat leuks voor zichzelf. Zo bracht hij twee keer een bezoek aan Parijs. Eénmaal ontmoette hij daar ook Ien en Ton, die hij uitnodigde in zijn vaste restaurant: Chabert.

Hij kreeg het steeds kwaaier met de tijdgeest. Bij Marian, die ging samenwonen, kwam hij niet meer omdat "hokken" niet hoorde. Hij stuurde op 18 mei 1974 een boze brief naar de Volkskrant vanwege de uitzending van De Grote Gerard Reve Show door de NOS, en op 19 juni 1980 een brief naar de KRO vanwege een "denigrerend" artikel over de biecht in Studio. Wat eerst nog eigenaardige gewoonten waren (zoals zijn vaste eetpatronen, geparodieerd op zijn zilveren bruiloft (klik)), werden steeds meer grenzen die hij nauwelijks meer overschreed. Hij ondernam allengs minder en minder, en bracht vrijwel al zijn vrije tijd achter de krant door, niet meer die linkse Volkskrant, maar de Telegraaf, die de beste beurspagina had (hij bezat wat aandelen en obligaties).

Hij belandde in die periode steeds vaker in het ziekenhuis en liep steeds slechter door vernauwde bloedvaten. In november 1989 werd hij geopereerd aan galblaas en galwegen. Hij kwam slecht uit de lange en diepe narcose te voorschijn (vermoedelijk had hij wat nu een "delier" genoemd wordt (klik)). De typemachine waarop hij al zijn zakelijke briefjes "tijpte" (zoals hij dat noemde) werd op het laatst nauwelijks meer aangeraakt (klik). De stapels papier in zijn bureau, dat in de hal terecht gekomen was, hoopten zich op. Vooral geestelijk werd hij nooit meer de oude (klik). Eind november 1992 moest hij tijdelijk zijn huis uit omdat het gerenoveerd zou worden. Er was geen andere oplossing dan dat hij naar de verpleegafdeling van de Buitenhof ging. Hij vond het daar, verstoken van elke privacy, verschrikkelijk. Ruim twee weken later, op 13 december, stierf hij vrij plotseling aan een hartstilstand. Op 17 december is hij op het kerkhof Buitenveldert begraven (klik).

hoofdpagina 


































Voetnoot 1)
Er zijn twee brieven bewaard van na de oorlog, van een (vermoedelijk joodse) medeonderduiker, "oom Hendrik", waarin Theo als "Oom Jo" wordt aangesproken en waarin de briefschrijver het heeft over "de guitige producten Uwer muze". (terug naar tekst)